Foto bespreken

Bespreken en beoordelen van foto’s

Deze benaderingswijze is voor een deel afkomstig van Harry Sikkenk (Fotobond).

Onderwerp
Verschillende onderwerpen kunnen ook om een verschillende aanpak in bespreken vragen. Het kan daarom handig zijn om te beginnen met benoemen van de soort fotografie. Een mogelijke indeling is:

  • Portret: figuur – lichaam (alle geposeerde fotografie)
  • Gebeurtenis: nieuws – vakantie – feest (herinnering)
  • Landschap: dieren – planten (natuur fotografie)
  • Gebouwde omgeving: architectuur – stadslandschap
  • Object: stilleven – productfotografie
  • Fantasiebeelden: montage – collage – manipulatie
  • Kleur en licht: vorm als materiaal

De volgende beeldelementen spelen een rol:

  1. Verhaal en symboliek
  2. Compositie
  3. Licht en toon
  4. Kleur
  5. Ruimte en perspectief (diepte)
  6. Techniek
  7. Manipulatie (montage)
  8. Textuur
  9. Context

1. Wat staat er op de foto
Begin met benoemen van alles wat je op de foto ziet.

2. Licht
Fotograferen is schrijven met licht. Een goed gebruik ervan is dus belangrijk. Van welke soort licht is er gebruik gemaakt?, natuurlijk licht of kunstlicht?, hard of zacht licht?
Waar komt het licht vandaan? is het front-, strijk- of tegenlicht?
Bij een donkere foto gaat de aandacht naar het lichtste deel, bij een lichte foto trekt de aandacht naar het donkerste deel. Is het licht optimaal gebruikt?

3. Kleur
Iedere kleur heeft zijn eigen symboliek en kan een bepaalde sfeer oproepen:

  • Rood: warmte, hartstocht
  • Geel: warmte, maar ook de kleur van de haat
  • Oranje: warmte, gezelligheid, feest
  • Violet: geheimzinnigheid, rouw
  • Blauw: hemels, reizen, koelte, trouw
  • Groen: lente, hoop
  • Zwart/grijs: somber, documentair, dood, aarde
  • Wit: volmaaktheid, onschuld

Is er sprake van kleurcontrasten? Is er bewust gebruik gemaakt van bepaalde kleuren.

4. Compositie

  • De  basis van een compositie ligt in het ordenen van lijnen en vlakken. Wij kijken altijd bewust of onbewust naar verhoudingen.
  • Van een foto wordt vooral het ovale of ronde middendeel bekeken, meestal linksboven beginnend, met de klok mee. De hoeken krijgen minder aandacht.
  • Invoerende lijnen lopen het gemakkelijkst met de leesrichting mee of van linksonder naar rechtsboven.
  • Gaat het om een gesloten kader (alle beeldelementen in hun geheel op de foto)? dit geeft een rustig beeld.
  • Of is het een open kader (sommige belangrijke beeldelementen staan aan de rand, al of niet afgesneden.) Dit veroorzaakt een ruimtelijk idee, maakt nieuwsgierig naar wat er buiten beeld gebeurd.
  • Toepassing van de Gulden Snede creëert vaak ook een harmonische compositie. Het tegenovergestelde is de expressieve compositie, met diagonale lijnen en asymetrische vlakken.

5. Fotografische middelen, techniek
Puur fotografische middelen zijn:

  • Standpunt: waar houdt de fotograaf de camera? Hoog, laag, dichtbij, veraf?
  • De lens: welke lens /welk brandpunt is gebruikt? Groothoek, tele?
  • Belichtingstijd: ‘Bevroren’ of zichtbare beweging?
  • Diafragma: wel of geen dieptescherpte
  • Textuur van de afdruk: mat, glanzend, zichtbare korrel (of pixel), kleur of zwart-wit
  • Zijn de kleuren natuurlijk of onnatuurlijk en is dit bewust of onbewust zo? (Afdruk)techniek.
  • Manipulatie: Is er ‘gemonteerd’ en kloppen de beelden met elkaar: perspectief, scherpte, lichtsoort, lichtrichting?

6. Moment
Is het moment waarop de foto gemaakt werd in grote mate bepalend voor het effect van het beeld? (Het beslissende moment van Henri Cartier Bresson.) Geënsceneerde foto’s hebben over het algemeen geen ‘beslissend’ moment. Bij straatfotografie kan het wel een heel belangrijke rol spelen.

7. Context
Vraag je af waarvoor de foto gemaakt is, in welke context hij geplaatst moet worden. Iedere foto kan mooi of goed zijn wanneer hij in de juiste context geplaatst wordt.
Menige fotograaf wil graag een toelichting geven op de foto, daarmee de context aangeven. Nieuwsfoto’s kunnen niet zonder die context om ze optimaal te kunnen waarderen. Goede praters weten hun foto altijd in een bijzondere context te plaatsen!

8. Gevoel
Dit is vaak het moeilijkste bij het praten over foto’s, je moet ook over je eigen gevoel kunnen en durven praten. Wanneer je over een ruime fantasie beschikt en makkelijk uit je woorden kunt komen, heb je een ruime voorsprong.